Er was eens een tijd dat de gezinnen nog groot waren, de huizen klein en het hele gezin zich tijdens een lange winteravond rond de kolenkachel schaarde. Als het ganzenbord in de kast bleef, werden er op zo’n avond verhalen verteld. Verhalen van ouders en grootouders aan kinderen en kleinkinderen. Verhalen over barre winters, stralende zomers, armoede, normen en waarden, liefde of geluk. Kortom: eeuwenlang was het verhaal de primaire bron waarlangs cultuur, in de meest brede zin van de betekenis, werd overgedragen.
Door de komst van de centrale verwarming (de eerste grote boosdoener) en audiovisuele media is de rol van het in de huiselijke kring vertelde en overgeleverde verhaal als cultuurdrager de laatste decennia onder druk komen te staan. Boeken, films, computers en tijdschriften zijn de grote concurrenten geworden van wat in vakkringen ‘oral history’ wordt genoemd. Om velerlei redenen valt dat te betreuren. Belangrijkste is wel dat het verhaal een voorname bron is van vrijwel elke kunstuiting. Een kunstuiting kun je beschouwen als een ‘meta-verhaal’ over een samenleving: een individuele expressie waarin het collectieve karakter van verhalen een nieuwe unieke vorm krijgt. Als de bron aan verhalen dreigt op te drogen, is de kunst direct in gevaar.

BT is een kunstenaar die in haar recente werk bij uitstek een brug slaat tussen het authentieke verhaal, zoals dat vroeger bij de kolenkachel door grootouders aan hun kleinkinderen verteld werd, en het ‘meta-verhaal’, zoals dat in een kunstwerk op basis van een canon aan vertelde verhalen tot uiting komt. O.a. in ‘Anno MM’ (‘Memento Mori’) en ‘Anno Drenthe’ heeft ze als het ware de kolenkachel op het toneel gezet: gewone oudjes vertellen persoonlijke verhalen uit hun eigen leven, maar doen dat niet in huiselijke kring, maar op het toneel. In feite herstelt T daarmee de band tussen het mondeling overgeleverde verhaal als primaire cultuurdrager, en de cultuuruiting die mede door die verhalen gevoed wordt. Bron en cultuuruiting vallen samen:
Het mondelinge verhaal is zelf ‘kunst’ geworden. De toeschouwer krijgt daardoor (minstens) twee verhalen tegelijk opgediend: de primaire verhalen zoals die ons verteld worden uit de mond van degene die het beleefd heeft, plus het verhaal dat BT ons vertelt door de keuze die zij gemaakt heeft uit de te vertellen verhalen, en de toneelsetting en volgorde waarin die verhalen verteld worden. Op die manier bekeken (en vooral beluisterd) is mondelinge geschiedenis die op het toneel wordt verteld niet alleen artistiek gezien een boeiend experiment, maar ook een fascinerend spel met het verhaal als gestegen en gezonken cultuurgoed. Je kunt het incest noemen, maar als de bron zelf (de kolenkachel) opdroogt, kan het toneel als artistiek substituut die eigen bron weer voeden.
In een samenleving waarbij steeds meer culturen op een klein grondgebied met elkaar een harmonieuze en inspirerende samenleving willen vormen, kan de rol van de overlevering van het eigen verhaal nauwelijks overschat worden. De mogelijkheid om je eigen verhaal te vertellen, en de ervaring dat anderen in jouw verhaal geinteresseerd zijn, is een belangrijke sleutel tot erkenning van ieders identiteit en gelijkwaardigheid, zowel persoonlijk als collectief. Je kunt het ook anders zeggen: de bereidheid om naar elkaars verhalen te luisteren is een maatstaf voor de gelijkwaardigheid van de individuen en culturen die achter de verhalen verborgen gaan. Het theater kan aan dit maatschappelijk relevante gegeven een geheel eigen invulling geven

Kom vanavond met verhalen
dat de oorlog is verdwenen
En vertel ze honderd malen
alle malen zal ik wenen.
(Leo Vroman)

Marnix Koolhaas (VPRO radio)

Betsy Torenbos laat oude mensen in het theater verhalen vertellen. Daarmee gaat ze terug naar de oorsprongen van de kunst. Het vasthouden en overdragen van ervaringen is een van de eerste opgaven voor de mens. In de oudste tijden was daarvoor geen andere methode dan het vertellen. Zij die levenservaring hadden gaven verzamelden op gezette tijden jongeren om zich heen om hen te vertellen wat zij geleerd hadden. Dikwijls waren dat verhalen die zij zelf ook weer van de generatie voor hen hadden vernomen. De bedoeling was dat die verhalen beklijfden. Daarvoor moesten zij aan bepaalde eisen voldoen. Een muzikale structuur was belangrijk: herhalingen, ritmiek, klankkleur. Gebruik van beelden en tot de verbeelding sprekende vergelijkingen. Ook het uitbeelden van onderdelen uit de verhalen was een hulpmiddel. Met die laatste stap groeide uit de verhaaltraditie het theater.
Tegenwoordig is vertellen niet meer de enige manier om ervaringen over te dragen. Er zijn manieren ontstaan die een veel groter bereik hebben en waarbij de kans op fouten in de overdracht geringer is. Gevolg daarvan is dat leeftijd en levenservaring een minder belangrijke rol zijn gaan spelen in de cultuur. Oude mensen zijn niet meer degenen die de geschiedenis bewaren voor jongeren. Integendeel, in een cultuur die niet langer afhankelijk is van orale overdracht, is een dynamiek mogelijk geworden die tot voortdurende vernieuwing leidt. In zo’n cultuur zijn jongeren in het voordeel boven ouderen, omdat zij de vernieuwing gemakkelijker oppakken.
In deze samenhang is het een opmerkelijk initiatief om ouderen het woord te geven. Hun verhalen zijn geen noodzaak meer. De band met het verleden wordt langs andere wegen gegarandeerd. Dikwijls vertellen ze zaken die er in de huidige samenleving niet meer toe doen. De levensomstandigheden van mensen zijn inmiddels zo veranderd. Maar juist dat maakt deze verhalen indringend en belangwekkend. Zij maken het verglijden van de tijd merkbaar. In een samenleving in voortdurende verandering gaat van deze verhalen een relativerende werking uit die voor een juist begrip van het mensenleven broodnodig is.

Kees Vuyk (filosoof / voormalig directeur Theater Instituut Nederland)


Verder